Eerste ledenbijeenkomst Vereniging voor Liturgiestudie

Op 31 januari 2025 vond in het Ariënsinstituut in Utrecht de eerste bijeenkomst plaats van de pas opgerichte Vereniging voor Liturgiestudie, het nieuwe verband waarin het Genootschap voor Liturgiestudie en de Liturgische Kring zijn opgegaan. Deze ‘oecumenische fusie’ was ook aanleiding voor het onderwerp: Het Platform Rome-Reformatie en de Vereniging voor Liturgiestudie in gesprek over liturgie en oecumene.
Gastsprekers waren twee oprichters van dit platform, dr. Arjan Plaisier en dr. Marcel Sarot. Zij lichtten de Verklaring toe, die het Platform begin vorig jaar publiceerde. Daarin wordt gesproken over het belang van een zichtbare eenheid van de kerk, over liturgie als weg naar deze eenheid en over een mogelijke ‘protestantse ritus’ in de ene kerk.
De inleiders wezen allereerst op het principe van ‘lex orandi, lex credendi’ (de regel van het gebed bepaalt die van het geloof). De eenheid van de kerk is geen menselijke product, maar een gave van God. Ze wordt gerealiseerd door samen te komen rond Christus, die zichzelf schenkt in brood en wijn. De liturgie is de ruimte waarin het geheim van de kerk zich openbaart. In de ene doop en het ene Woord wordt de gemeenschap van gelovigen al sacramenteel verenigd.

Het Platform Rome-Reformatie is opgericht in de nasleep van de gezamenlijke herdenking van 500 jaar Reformatie (2017). De oprichting van de Wereldraad van Kerken (1948) en het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) markeerden eerdere mijlpalen. Belangrijk is ook de recente verklaring van de Luthers-Rooms-Katholieke Commissie voor de Eenheid (2017), die stelt dat lutheranen en rooms-katholieken samen het Lichaam van Christus vormen. Nog recenter is de indrukwekkende gebeurtenis van het door Taizé georganiseerde avondgebed op de vooravond van de tweede zitting van de synode over synodaliteit in Rome, toen de kerkleiders, onder wie ook vrouwen, gezamenlijk de zegen gaven: een impliciete erkenning van elkaars ambt en een gebaar dat meer zegt dan alle theologisch spreken over ambt.

In deze tijd van secularisatie en crisis wordt de noodzaak van het werken aan eenheid steeds urgenter. De vraag is niet langer of er nog een protestantse of rooms-katholieke kerk zal zijn, maar of er überhaupt nog een kerk zal zijn. Het streven naar eenheid is daarom van essentieel belang. Het Platform wil geen ‘terugkeeroecumene’, maar een uitwisseling van gaven. Paus Franciscus erkent dat er in de andere kerken gaven van de Geest zijn. De Rooms-Katholieke Kerk kan niet ten volle katholiek zijn zonder deze gaven in andere kerken te verwelkomen.
De sprekers kijken dan ook met optimisme naar de toekomst van de kerk in een postchristelijke samenleving. Ze pleiten voor verzoende verscheidenheid, waarbij de verschillende polariteiten (zoals Schrift-traditie, Woord-sacrament, natuur-genade, geloof-werken) met elkaar in dialoog komen. De tradities van de kerken bieden het potentieel voor deze verzoening. In de rooms-katholieke visie op liturgie draait het om ‘transsubstantiatie’: (de substantie van) Christus staat centraal, die zich manifesteert in het sacrament van brood en wijn. Protestanten leggen meer nadruk op het Woord en de actieve deelname van de gelovigen in de liturgie, waarbij muziek en zang een grote rol spelen.
In dit huidige tijdsgewricht beoogt het Platform niet zozeer een theologische analyse van liturgische teksten om eenheid te bereiken – die weg is te lang en brengt ons niet verder – maar veeleer de hierboven al genoemde ‘uitwisseling van gaven’. Daarbij vormen de lokale relaties tussen kerken, de alledaagse oecumene, een bron van theologie, een ‘locus theologicus’. Het recente document The Bishop of Rome (2024) denkt ook in deze richting. Oecumenische ontwikkelingen ter plaatse vragen om reflectie: hoe is de heilige Geest daar aan het werk?
De sprekers benadrukken dat de ‘protestantse ritus in de ene kerk’ niet alleen een toevoeging van rituelen aan bestaande liturgieën betekent. Het gaat om een wederzijdse beïnvloeding van elkaars tradities. Daarbij zijn er minstens drie uitdagingen: een dieper besef van de aanwezigheid van Christus (de kerk is geen club, maar het Lichaam van Christus), grotere aandacht voor de lichamelijkheid van de liturgie, en actieve betrokkenheid: we komen naar de kerk om God te eren.
Beide tradities kunnen elkaar verrijken. Protestanten kunnen van katholieken leren, bijvoorbeeld: wat gebeurt er met brood en wijn na de viering van het avondmaal? En andersom, katholieken kunnen van protestanten leren dat de communie bestaat uit brood én beker. Uiteindelijk gaat het niet alleen om de liturgie, maar ook om de structuur van kerk-zijn, gedragen door een sterk en uitgesproken gezamenlijk geloof.

In de discussie werd er onder andere op gewezen dat er mogelijk wel vooruitgang in de oecumene kan zijn, maar dat er toch nog veel theologische en kerkrechtelijke obstakels overwonnen moeten worden. Zo ontbreekt in protestantse kerken nogal eens het gevoel van verbondenheid met de bredere Kerk. En zijn we misschien niet gewoon te laat met dat streven naar eenheid, zeker in ons land waar heel wat oecumenische initiatieven doodgebloed zijn?
Belangrijk bij dergelijke vragen is te bedenken: waartoe bestaan de kerken op aarde? Gaat het niet veeleer om eerst doen? Dan wordt de eenheid vanzelf duidelijk. Het gaat om de verbinding van liturgie en leven. Dat bedoelde het Tweede Vaticaans Concilie ook met de stelling dat de eucharistie bron en hoogtepunt van het christelijk leven is: aan de eucharistie gaat iets vooraf en er volgt iets op. Als we na de viering de kerk uitgaan, dan gaat Christus in ons en met ons mee de wereld in.
Ko Joosse, secretaris