In Memoriam: prof. dr. Ton Scheer
Op 27 december 2022 is Ton Scheer, emeritus hoogleraar liturgie aan de Katholieke Universiteit, thans Radbouduniversiteit te Nijmegen overleden in zijn woonplaats Oisterwijk. Onder aandrang van vrienden was hij de laatste jaren vanuit Rosmalen daarheen verhuisd. Zij hebben hem dan ook verzorgd tijdens zijn ziekte in het laatste half jaar van zijn leven, met name mevrouw Ria Schoenmakers – van Osch. Zij heeft ook tijdens zijn uitvaart op 4 januari 2023 een indrukwekkend, persoonlijk in memoriam uitgesproken, waarvan gedeelten zijn opgenomen in het gedachtenisprentje. De uitvaartviering, waarin pater Theo te Wierik, de provinciaal van de missionarissen van het heilig Hart (MSC) voorging, vond plaats in de Laurentiuskerk te Rosmalen, waar Ton vele jaren in het weekend was voorgegaan en waar hij ook zijn vijftigjarig priesterfeest heeft gevierd. Na de viering hebben de aanwezigen met applaus hem uitgeleide gedaan bij zijn gang naar het crematorium.
Antonius Hendrikus Maria Scheer werd op 3 november 1934 te Kampen geboren als jongste in een gezin van elf kinderen en ondervond daar de zwaarte van de Tweede Wereldoorlog. Zij vader was beroepsmilitair en zijn moeder leidde het gezin met strakke regels.
Op 11 jarige leeftijd ging hij naar het klein seminarie van de MSC en trad daarna in bij deze congregatie. Na zijn noviciaat in Berg en Dal legde hij op 21 september 1954 zijn religieuze professie af als lid van de MSC, waarna hij ter voorbereiding op het priesterschap de gebruikelijke filosofische en theologische opleiding volgde. Deze opleiding werd afgesloten met een pastoraal jaar in Arnhem. Op 24 augustus 1959 werd hij in Stein (Nederlands Limburg) tot priester gewijd.
Van 1962 tot 1964 studeerde hij in Rome aan het pauselijk Atheneum van San Anselmo. Hij ronde zijn liturgische studies af in Parijs aan het Institut Supérieur de Liturgie. Vanaf 1966 was hij docent liturgie aan het Gemeenschappelijk Instituut voor Theologie te Tilburg. In 1968 promoveerde Ton in Rome met lof bij de Nederlandse professor dr. H. Schmidt s.j. met het proefschrift ‘De menswording van Christus in de liturgische traditie van de Grieks en Latijn sprekende landen’. Een integrale publicatie van deze studie betreffende het feest van Maria Boodschap verscheen ruim twintig jaar later onder de titel ‘De Aankondiging van de Heer op 25 maart’ bij de Uitgeverij Gooi en Sticht te Baarn in 1991. Reeds in het jaar 1969 trad hij toe tot de redactie van het Tijdschrift voor Liturgie.
Was zijn wetenschappelijke belangstelling aanvankelijk sterk historisch gericht, na zijn benoeming tot ordinarius voor liturgie (in deze opvolger van prof. dr C.A. Bouman) en liturgische pastoraal aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen in het jaar 1976 ging zijn aandacht vooral uit naar empirisch onderzoek van de liturgische praktijk. Door dit onderzoek stond hij tevens kritisch tegenover de nieuwere Romeinse documenten betreffende de liturgie. Beargumenteerd stak hij zijn vragen en kritiek niet onder stoelen of banken. Over deze terreinen van de liturgie publiceerde hij o.a. in het Tijdschrift voor Liturgie (daarin verschenen van hem 23 artikelen). Daarnaast verschenen van hem artikelen in Concilium en Praktische Theologie.
Vanuit zijn belangstelling voor de oosterse liturgie reisde hij regelmatig naar het Midden-Oosten waar hij vele foto’s maakte van de door hem bezochte kerken, hun fresco’s en iconen. Vanuit diezelfde inspiratie richtte hij het Instituut voor Oosters Christendom op waarvan hij tot 2000 voorzitter was. Bij het samengaan van de Willibrordvereniging met Aktie en Ontmoeting Oosterse Kerken in 2001 in de Katholieke Vereniging voor Oecumene werd Ton gevraagd om bestuurslid te worden om de aandacht voor de Oosterse Kerken gaande te houden. Hij is gedurende vijftien jaar bestuurslid gebleven.
Toen in het jaar 1971 als opvolger van de Nederlandse Commissie voor Liturgie de Nationale Raad voor Liturgie werd opgericht, werd de noodzaak gevoeld om naast de leden van deze raad – de verantwoordelijken voor het liturgisch beleid in de Nederlandse bisdommen – ook een adviesraad van deskundigen in te stellen. Ton Scheer werd daarvan de eerste voorzitter. In die hoedanigheid woonde hij vergadering van de NRL bij. Een van de adviezen betrof de ondersteuning van de uitgave van het Orationale (in drie delen) van Henk Jongerius o.p. door de KBS. Een ander aandachtspunt betrof de eucharistische gebeden, waartoe in 1972 een aparte commissie werd ingesteld. Toen de leden van deze adviesraad – inmiddels bestaand uit de docenten liturgie – tot de conclusie kwamen dat hun adviezen toch niet of nagenoeg niet opgevolgd werden, besloten zij zelf hun mandaat terug te geven. Dit leidde er mede toe dat het werk met betrekking tot het eucharistische gebed in de jaren 1976 en 1978 bij Gooi en Sticht werd gepubliceerd in de twee delen ‘Goed of niet goed? Het eucharistisch gebed in Nederland’. In deze beide boeken werden ook enkele artikelen opgenomen van de hand van Ton Scheer. Overigens vond Ton Scheer het onverstandig dat de adviesdraad zijn mandaat teruggegeven had, omdat de docenten zo zichzelf buiten spel gezet hadden.
Vanaf 1992 was Ton Scheer bijna elf jaar voorzitter van het Nederlands Genootschap voor Liturgiestudie. Zijn beleid als voorzitter van dit gremium vond een duidelijke weerslag in de symposia die onder zijn voorzitterschap hebben plaats gevonden. Deze weerspiegelen zijn denken en bezig zijn op het terrein van de liturgie, dat sterk geïnspireerd werd door Louis-Marie Chauvet. Als lid van de redactie heeft hij ervoor gezorgd dat de inleidingen van deze symposia gedocumenteerd werden in ons Tijdschrift voor Liturgie. De titels van deze symposia luiden: Over de schriften (in aflevering 3 van 1994), Ziende de onzienlijke, Symposium over het denken van Louis-Marie Chauvet (in aflevering 3 van 1996), Vrouwe Leitourgia (in aflevering 5 van 1998), Liturgie en zorg (in aflevering 4 van 2000) en Parochieliturgie in het geding (in aflevering 4 van 2002).
Steeds heeft Ton zich ingezet voor een professioneel verantwoorde en kwalitatief goede en hoogstaande liturgie. Hij vond het dan ook teleurstellend wanneer een liturgische viering niet aan die maatstaf beantwoordde. Dan plaatste hij een groot vraagteken bij het goed bedoelde amateurisme van vele vrijwilligers, hoezeer hij ook waardering heeft voor hun inzet. Moge hij thans de lof van God bezingen in het deelnemen aan de hemelse liturgie.
Evert de Jong